Terug naar archief

Onrechtmatigheid ontslag chef-arts katholiek ziekenhuis wegens hertrouwen ook van belang voor werknemers van Nederlandse instellingen op kerkelijke grondslag

 

Tot twee keer toe heeft het hoogste Duits Arbeitsgericht (BAG) zich in het recente verleden uitgelaten over de vraag of een kerkelijke instelling eisen van religieuze aard aan haar werknemers mag stellen.
In 2016 oordeelde het BAG, dat het generieke voorschrijven dat (leidinggevende) werknemers een bepaalde geloofsrichting moeten aanhangen en  moeten “leven” alleen is toegestaan wanneer dat voor de uitoefening van de functie noodzakelijk is.
Vandaag ging het bij het BAG over de vraag of het ontslag van een chef-arts op grond van het feit dat hij na zijn scheiding was hertrouwd, toelaatbaar is. Ook in deze zaak werd het Europees Hof van Justitie door het BAG om een beoordeling gevraagd. Mede op basis hiervan oordeelde het BAG dat het ontslag onrechtmatig was. De chef arts-argumenteerde dat hij als katholiek is gediscrimineerd door het ontslag, nu bij niet-katholieke werknemers het aangaan van een tweede huwelijk door het ziekenhuis werd getolereerd. Het BAG erkende dit beroep op discriminatie.

Het argument van het ziekenhuis dat de chef arts als meest vooraanstaande katholieke werknemer een voorbeeldfunctie voor de overige (katholieke) werknemers heeft en dat het tolereren van zijn tweede huwelijk daarom een aantasting was van de katholieke grondslag van het ziekenhuis werd door het BAG, in navolging van het Europees Hof van Justitie, verworpen. Het aangaan van een tweede huwelijk was geen “ persoonlijk gedrag” van de chef-arts dat een ontslag rechtvaardigde, zelfs wanneer men in aanmerking neemt dat de katholieke grondslag van het ziekenhuis een dergelijk huwelijk niet erkende. Een instelling op religieuze grondslag moet al haar werknemers gelijk behandelen, ongeacht de religie van de werknemers. Zij mag aan werknemers van “haar eigen grondslag” geen andere eisen stellen dan aan de andere werknemers.
De beperking van de mogelijkheid überhaupt eisen aan de religie te stellen in combinatie met de uit deze uitspraak voortvloeiende eis van non-discriminatie tussen alle werknemers beperkt de mogelijkheden van met name zorg- en onderwijsinstellingen om in haar personeelsbeleid religieuze aspecten mee te laten wegen aanzienlijk. Nu beide uitspraken zijn gebaseerd op uitspraken van het Europees Hof van Justitie geldt dit dus ook voor Nederlandse instellingen. In Duitsland werken 1,4 miljoen mensen in dergelijke instellingen.