Mr. R. Leuyerink publiceert in Jurisprudentie Ondernemingsrecht (JOR) over een vraag, die in een procedure bij de Rechtbank Gelderland aan de orde is geweest. Het ging om de vraag of de ABN Amro Bank terecht gebruik maakte van haar recht van parate executie (door executoriale verkoop van vastgoed waarop zij een recht van hypotheek had) (ECLI:NL:RBGEL:2017:5028, JOR 2018, 283, met noot Mr. R. Leuyerink). Aan de orde was onder meer de vraag van de bancaire zorgplicht, en de vraag of de bank, door niet in te gaan op concrete betalingsvoorstellen van de schuldenaar voor de inmiddels gerezen achterstand, misbruik maakte van haar (op het recht van parate executie gebaseerde) bevoegdheid het pand te doen verkopen. De rechter concludeerde, in lijn met eerdere jurisprudentie, dat van misbruik van recht alleen dan sprake is wanneer met inachtneming van alle betrokken belangen geen weldenkend mens zo zou handelen. In dit geval was dat niet aan de hand, nu duidelijk was dat het inkomen van de schuldenaar niet toereikend was dat aan toekomstige verplichtingen zou worden voldaan. Ook de bijzondere zorgplicht van de bank maakt deze afweging niet anders. Men moet dus niet gemakkelijk denken dat banken op basis van hun bijzondere zorgplicht bij betalingsachterstanden waarvoor door de schuldenaar een oplossing wordt geboden niet tot verkoop van het onderpand (het onroerend goed) zouden mogen overgaan. Het gebrek aan vertrouwen dat de bank in de schuldenaar had speelde in dit geval een belangrijke rol. En dat was ook voor een deel gebaseerd op de wijze waarop de schuldenaar had gecommuniceerd. Het is dus verstandig bij dreigende betalingsachterstanden proactief en transparant, maar ook voorzichtig en zorgvuldig met de bank te communiceren, dat schept, zowel in de praktijk als ook naar nu blijkt juridisch, vertrouwen en kan al te doortastend optreden van de bank beletten.
Terug naar archief